dinsdag 17 januari 2012

Samaritaan?

Gisteravond een wat vervreemdende ervaring gehad. Fietste rond half elf naar huis, tot vlak voor mij plotseling een fietser stopte. Ik kon haar nog net ontwijken, maar zij viel op de stoep, met de fiets over zich heen. Ik voelde me een beetje schuldig: misschien was ze van mij geschrokken, had ze niet gemerkt dat ik achter haar fietste. Ik stopte ook, maar de vrouw leek op het eerste gezicht in orde. Tot ze niet in staat bleek op te staan. Heb toen maar haar fiets opgepakt en weggezet. Ze kon nog steeds niet opstaan en toen bleek waarom: ze was heel erg dronken en was gewoon omgevallen met fiets en al. 
 
Ik had natuurlijk door kunnen fietsen, maar het idee haar daar achter te laten, stond me niet aan. Stel je voor dat ze weer zou omvallen, maar dan op de weg in plaats van de stoep? En toen zaten we zomaar samen op de stoep, 's avonds laat. Een beetje te babbelen... Ik probeerde uit te vissen of ik iemand voor haar kon bellen. Of ze alleen woonde of dat er iemand op haar wachtte. Haar antwoorden waren tegenstrijdig. Uiteindelijk zijn we samen naar haar huis gelopen, stukje voor stukje, want ze had last van hartkloppingen en moest regelmatig even halt houden. De weg naar huis wist ze ongeveer en met een kleine omweg kwamen we er uiteindelijk toch. Ik heb gewacht tot ze - met enige moeite - de voordeur open had en naar binnen was. 
 
Ze vond het erg grappig dat ik haar naar huis bracht - je bent een gekke pannenkoek! - maar ik vraag me nog steeds af of ik niet meer had moeten doen: kijken of er iemand thuis was bijvoorbeeld. Stel je voor dat ze van de trap is gevallen en niemand vindt haar? Hoe verantwoordelijk ben je voor een onbekende voorbijganger? Waar houdt je verantwoordelijkheid voor een kwetsbare vreemde op? Op straat? Op de stoep bij de voordeur? Als hij veilig in zijn eigen bed ligt? En de volgende ochtend dan? Wie het weet, mag het zeggen!

Stabat mater

Bijna flauw gevallen bij de dierenarts. Die was best enthousiast over het ontstoken oog van konijn Geert: “Dat is een ernstig trauma. Er zit een grote bloedprop in de oogbol. En het oog komt naar buiten. En het is ontstoken. Jammer dat ik mijn fototoestel thuis heb liggen. Moet je ‘ns kijken!” “Ik wil helemaal niet kijken,” piep ik nog, ondertussen al bedenkend hoe ik de kinderen moet gaan vertellen dat onze grote publiekstrekker Geert de avond niet gaat halen wegens akelig bloedende, openbarstende ogen.

Bibberend in de wachtkamer van de dierenarts, getroost door een zieke Labrador, herinner ik me een van de vele sessies in het ziekenhuis, met een krijsende peuter op schoot. Er moet bloed worden afgenomen – zeven buisjes – en de assistente brengt er niets van terecht. Ze prikt mis, ernaast, dan maar de andere arm, weer mis, dan door de ader heen. Kind krijsen, ik krijg het steeds warmer, word draaierig en misselijk...

En dan al die keren dat er ontlasting moet worden verzameld voor darmonderzoek. Steeds drie dagen achter elkaar. Met een piepklein lepeltje moet “een flinke schep” in een best smal buisje. Met een beetje pech heeft hij er ook nog overheen geplast. Zoonlief kijkt vanaf gepaste afstand geïnteresseerd toe: “Gatver mam! Dat jij dat doet!”. Als het kleine schepje blijft steken, weer losschiet en zijn lading bijna in mijn gezicht lanceert, komt hij niet meer bij van het lachen. Ik haal opgelucht – maar niet al te diep! - adem …

Toen de amandelen ‘geknipt’ moesten worden, besteedde ik de begeleiding uit aan zijn vader. Bloed, pijn, vreemde mensen die vreselijke dingen met m’n kind doen: ik weet best dat het allemaal niet ernstig is, dat ook mijn amandelen destijds zijn geknipt, maar als ik achteraf hoor dat hij bloed moest overgeven, veel pijn had en heel hard moest huilen, ben ik blij dat ik er niet bij was. Ik voel me wel een verrader overigens: ik laat m’n kind in de steek in tijden van grote nood. Als moeder hoor je er dan te zijn. Z’n vader is toch ook best goed, troost ik mezelf? Toch voelt het niet zo.

En dan heb ik nog niet eens verteld over die vishaak in het oog van de jongste, hoe de oudste eens de sigarettenaansteker in de auto uitprobeerde en met een rokende vinger een fikse barbecuelucht verspreidde. Over de voetbalongelukken, de bijna aanrijdingen op straat, de pesterijen op school, de ontrouwe vriendjes en nog zo wat van die dagelijkse dingen. Moeders doen dat toch allemaal maar. Ik schep stinkende poep in te kleine buisjes en beheers me met het gaspedaal als ik me doodschrik van die rokende vinger. Ik sla pestende kinderen niet in elkaar, maar probeer vrede te stichten en inderdaad: ik doe vier keer per dag zalf in dat ontstoken, bloedende konijnenoog, want de kinderen vinden ‘blind beter dan dood’. Dus overwin ik mezelf ….

De pijn van je kind is veel meer dan je eigen pijn. Het maakt dat we onszelf overstijgen. Ik vrees de dag dat hun pijn ook voor mij te groot zal zijn. Dat ik er alleen nog maar bij kan staan en naar kan kijken.