Er is veel gezegd en
geschreven de afgelopen maanden over de r.-k. kerk en een aantal van haar
ambtsdragers. Laat kerk en mensen leren van dat verleden, hoe pijnlijk ook. Laat
priesters en parochianen opnieuw formuleren wat ze met elkaar en voor elkaar
willen zijn. Gelijkwaardig en met respect voor ieders eigen weg. Pas dan kunnen
ze samen verder.
Er is de afgelopen maanden veel gesproken over de vroegere machtspositie
van geestelijken, over de zwijgcultuur en het grenzeloze vertrouwen dat
parochianen hadden in ‘meneer pastoor’. Kinderen die klaagden, werden domweg
niet geloofd. Priesters werden sowieso niet aangesproken op hun gedrag door
‘gewone’ mensen.
In de organisatiekunde is het begrip ‘zonnekoning’ een
bekend fenomeen. Het zijn leiders die geen tegenspraak dulden, die zich
omringen met ja-knikkers, zich gedragen als een alleenheerser en vaak
onverantwoord grote risico’s nemen: zij voelen zich oppermachtig en
onkwetsbaar. Wie de krant openslaat, komt ze vanzelf tegen.
Mensenkinderen
Ook sommige geestelijken zijn zich destijds als kleine zonnekoningen gaan gedragen: ze werden al bij voorbaat op een hoge troon gezet en tegenspraak of weerwoord was niet aan de orde. Zeker als er ook nog sprake was van ongelijkwaardige verhoudingen en een gesloten sociale omgeving – zoals leraren op internaten – werd de kans op zonnekoning-gedrag nog groter. Dan liet iemand zich niet meer aanspreken op zijn gedrag en rekte zijn mandaat steeds verder op.
Ook sommige geestelijken zijn zich destijds als kleine zonnekoningen gaan gedragen: ze werden al bij voorbaat op een hoge troon gezet en tegenspraak of weerwoord was niet aan de orde. Zeker als er ook nog sprake was van ongelijkwaardige verhoudingen en een gesloten sociale omgeving – zoals leraren op internaten – werd de kans op zonnekoning-gedrag nog groter. Dan liet iemand zich niet meer aanspreken op zijn gedrag en rekte zijn mandaat steeds verder op.
De verantwoordelijken voor de priesteropleiding hebben van
het verleden geleerd en leren nog steeds. Er wordt aan dit aspect veel meer
aandacht besteed dan vroeger. Dat laat echter onverlet dat ook priesters sommige
‘zaken des levens’ moeten leren in de praktijk en in de omgang met anderen. Wie
is getrouwd en vader of moeder is geworden, leert verantwoordelijkheid te nemen
voor zijn eigen leven en voor dat van zijn gezinsleden. Hij leert een
zelfstandig bestaan op te bouwen en rekening te houden met de wensen en
behoeftes van zijn of haar echtgenoot en kinderen. Hij leert zichzelf
ondergeschikt te maken en krijgt als dank daarvoor af en toe ongezouten de
waarheid te horen.
Priesters volgen een ander pad. Zij ontwikkelen zich en leren
via de toewijding aan hun geestelijk leven, via hun opleiding en collega’s én via
de omgang met parochianen. Ook voor de ‘gewone mensen’ ligt er daarom een
verantwoordelijkheid: accepteer priesters als gewone mannen van vlees en bloed,
met al hun menselijke onhebbelijkheden en behandel hen ook op die manier,
overigens met respect voor hun levenskeuze en celibaat.
Je bewijst
priesters geen dienst door ze op een voetstuk te plaatsen, maar ook niet door uit
een traumatische reactie op de oude zonnekoningen overal maar tegen te zijn.
Het voetstuk levert narcistische zonnekoningen op, de tegenbeweging levert dogmatische
wetshandhavers op. In beide gevallen levert het een strijd op die slechts
slachtoffers en verliezers kent. Het is dé uitdaging voor de moderne kerk dit open tegemoet te treden en te doorbreken. Pas dan zullen priesters én 'gewone mensen' volwaardig samen verder kunnen en aan elkaar kunnen groeien.